Hoge biestopname goed voor ontwikkeling van belangrijke organen

Varkens

Een hoge biestopname is niet alleen belangrijk voor de overleving van pasgeboren biggen, het draagt ook bij aan hun ontwikkeling. Dat blijkt uit nieuw onderzoek van Trouw Nutrition. Bij biggen die veel colostrum hadden gedronken waren de darmen en voortplantingsorganen duidelijk beter ontwikkeld dan bij hun toomgenoten met een lage colostrumopname.  

17-3-2023

Door te investeren in wetenschappelijk onderzoek bij zeugen streeft Trouw Nutrition ernaar om mengvoerproducenten en hun zeugenhouders op een duurzame manier te ondersteunen bij het verbeteren van hun winstgevendheid en diergezondheid. Eén onderdeel van dit programma is biestmanagement bij hoogproductieve zeugen. Voldoende biestopname is van essentieel belang voor de overleving van pasgeboren biggen. Het zorgt ervoor dat biggen hun lichaamstemperatuur op peil kunnen houden en de broodnodige antistoffen binnenkrijgen. Uit eerder onderzoek bleek al dat biggen die minder dan 250 gram biest opnemen een verhoogd risico lopen de eerste week niet te overleven. Maar, komt dat niet omdat biggen die minder biest opnemen ook vaak de biggen zijn met een laag geboortegewicht? En wat is het effect van biestopname op de ontwikkeling van biggen? 

Vergelijkbaar geboortegewicht 

Om dit te testen selecteerden de onderzoekers van 27 tomen twee vrouwelijke biggen met een vergelijkbaar geboortegewicht en vitaliteit; één met een lage biestopname (<250 g) en één met een hoge biestopname (>300 g). Zo konden ze bepalen wat het effect is van normale variatie in biestopname op de ontwikkeling van darmen en voortplantingsorganen van jonge biggen. De biestopname werd geschat op basis van het verschil tussen het geboortegewicht en het gewicht 24 uur later. Na het spenen (op 23 dagen) werden de geselecteerde biggen gewogen en geëuthanaseerd voor verder onderzoek naar de organen. 

Betere ontwikkeling 

De biggen die veel biest hadden opgenomen waren bij spenen significant zwaarder dan de biggen met een lage biestopname (7,0 vs. 5,9 kg), ondanks hetzelfde geboortegewicht. Er was geen verschil in sterfte. De darmparameters, zoals gewicht en lengte van de dunne en dikke darm, lagen allemaal 9 tot 15% hoger voor biggen met een hoge biestopname. Ook de grootte en ontwikkeling van de baarmoeder, baarmoederslijmvlies en baarmoederhals was aanmerkelijk beter voor deze groep. Zo lag het aantal klieren 25% hoger bij biggen met een hoge biestopname in vergelijking tot biggen met een lage biestopname.  

Deze verbeteringen waren echter grotendeels toe te schrijven aan het hogere gewicht van deze biggen. Toch bleven na correctie voor lichaamsgewicht een aantal verschillen bestaan. Vooral de betere ontwikkeling van de baarmoeder was opvallend: de weefsels waren dikker en de baarmoederhoorns waren significant groter. Mogelijk speelt Insulin-like growth factor 1 (IGF-1) hierbij een rol. Hoewel de geltjes in deze studie niet verder werden gevolgd na het spenen, is het volgens de onderzoekers waarschijnlijk dat een hoge biestopname een positieve invloed heeft op de vruchtbaarheid van gelten op latere leeftijd.  

Deze studie bevestigt het belang van goed biestmanagement in de moderne zeugenhouderij. Een hoge biestopname draagt niet alleen bij aan de overleving en groei van biggen tot aan spenen, maar ook aan de groei en ontwikkeling van het maagdarmkanaal en de voortplantingsorganen.