Samenvatting CVB-wijziging VEM 2022-systeem

Rundvee

Het CVB presenteerde onlangs wijzigingen in onder andere de berekening van de VEM (Voeder Eenheid Melk) en de berekende DS-opname. Dit heeft merkbare gevolgen voor je berekende rantsoenen. Benieuwd welke? Wij zetten ze voor je op een rij.

3-1-2023

Aanpassing van energiebehoefte

  • Vanuit diverse onderzoeken is naar voren gekomen dat de onderhoudsbehoefte voor lacterende koeien met 15% is toegenomen. Voor droogstaande koeien lag dit onverwachts nog hoger en daar bedraagt de toename in onderhoudsbehoefte zelfs 26%. Hierbij wordt verder vermeld dat 10% hiervan kan worden toegewezen aan beweging in de stal. Dat zou normaal resulteren in een fors hogere VEM-behoefte, maar tegenover de stijging van de onderhoudsbehoefte staat een daling in benodigde VEM per kilogram melk (zie tabel 1). Deze was 442 eenheden VEM per kilogram melk en is op basis van nieuwe inzichten verlaagd naar 390. Dat komt voort uit een efficiëntere omzetting van metabole energie naar melk.

Ook is daarnaast de energiebehoefte voor beweiding en voor dracht aangepast; rond de 200 eenheden meer voor de drachtmaanden 6 t/m 8 en nu ook een toeslag voor drachtmaand 4 en 5.

  • Als laatste is in de behoefte berekening een eerdere correctiefactor aangepast. In het huidige VEM-systeem zit een afname van 1,8% van de metaboliseerbare energie (ME) wanneer er boven onderhoudsniveau wordt gevoerd. Dit komt voort uit een combinatie van enerzijds een verteringsdepressie wanneer boven onderhoud wordt gevoerd (negatief), waarbij anderzijds het ME-gehalte per eenheid verteerbare organische stof stijgt (positief) wanneer boven onderhoud wordt gevoerd. Deze 2 factoren zijn opnieuw bekeken in het VEM 2022-systeem. Met name de verhoging van het ME-gehalte per kg voer, bij een hogere voeropname, heeft ertoe geleid dat ze elkaar bijna volledig opheffen, waardoor ze in het VEM 2022-systeem niet meer worden gecorrigeerd.

De optelsom van de nieuwe inzichten is weergegeven in tabel 1. De DVE-behoefte neemt licht toe, voortkomende uit het feit dat de gemiddelde koe iets zwaarder is (675 vs. 650 kg), waardoor de onderhoudsbehoefte toeneemt. De VEM-behoefte die stijgt bij lagere producties en afneemt bij hogere producties (tabel 1).

imagela3vw.png
Tabel 1. Uitwerking VEM- en DVE-behoeftes voor het huidige VEM en het VEM 2022 systeem voor verschillende producties

Aanpassing grondstoffen en VEM-conversiewaarde

  • Omdat het streven was om de VEM-behoefte voor het hele rantsoen nagenoeg gelijk te houden is gekeken naar aanpassingen op het gebied van grondstoffen om dit mogelijk te maken. Daarbij is de conversiefactor kJ-VEM aangepast. Waar men in het verleden een factor van 6,9 hanteerde is die nu aangepast naar 7,82. Verder houdt men nu ook geen rekening meer met de verteringsdepressie bij hogere voeropnames.

Wat opvalt is dat de hoge VEM-grondstoffen (>1190 VEM) nu een iets hogere waardering krijgen dan de lage VEM-grondstoffen; deze worden ten opzichte van VEM 2021 nu wat afgewaardeerd. Dit kan mogelijk consequenties hebben voor de waardering van ruwvoeders in de rantsoenen.

imagekppvj.png
Figuur 1. Relatie tussen oude VEM-gehalten van voedermiddelen en nieuwe VEM-gehalten van voedermiddelen in de CVB Veevoedertabel (CVB, 2022)

Met minder drogestofopname dezelfde melkproductie

  • Naast de eerdergenoemde aanpassingen (lichaamsgewicht, extra toeslag beweiding, hogere onderhoudsbehoefte, hogere efficiëntie omzetting voer naar melk) is ook opnieuw gekeken naar de berekende voeropnames, waarbij deze vergeleken zijn met uitkomsten van de huidige rekenregels.

Daarbij valt op dat de berekende drogestofopname anders wordt ingeschat, zoals te zien is in figuur 2. Dat houdt in dat bij producties lager dan 27,9 meetmelk, berekend meer drogestof nodig is, waarbij voor de hogere producties minder kilogrammen droge stof nodig zijn (bij 50 kg meetmelk een afname van 2,1 kg drogestof). CVB geeft zelf ook aan dat de voeropnames in de praktijk waarschijnlijk hoger zullen uitvallen dan de berekende voeropnames vanwege een aantal factoren. Eén van deze factoren is de overschatting van het ME-gehalte van zetmeelrijke voedermiddelen, al heeft het CVB daar nog geen goede verklaring en berekening voor.

De relevantie van deze nieuwe berekende waardes voor de rantsoenen die in de praktijk geformuleerd worden is daarmee ook twijfelachtig. Immers koeien gaan niet ineens meer of minder vreten, omdat er met een nieuwe methode berekend is, echter gemiddeld genomen zal de berekende behoefte aan drogestofopname iets afnemen.

image7je2h.png
Figuur 2. Relatie tussen meetmelk (FPCM) en berekende DSO bij gebruik van de oude VEM-rekenregels (doorgetrokken lijn) en de nieuwe VEM-rekenregels (onderbroken lijn) voor lacterende koeien (CVB, 2022)

Als laatste is door het CVB al eerder een aanpassing gedaan in het volwassen gewicht van melkvee; deze is nu vastgesteld op 675 kg. Daarnaast is er sorghum toegevoegd aan de grondstoffenlijst.

Grondige herziening | waarde voor de praktijk nog geen uitgemaakte zaak

Samenvattend brengt de CVB-herziening nogal wat verschuivingen met zich mee, ondanks dat de behoefte relatief gelijk is gebleven. Het is nog te vroeg om alle praktische consequenties inzichtelijk te hebben, de nieuwe berekende DS opname lijkt in de praktijk nog niet direct een meerwaarde te brengen.

De update van het CVB laat zien dat onderhoud van een voederwaarderingssysteem en diermodel essentieel is. Dat staat vanuit Trouw Nutrition voor het eigen NutriOpt Dairy model ook centraal. Vanuit die optiek worden er jaarlijks diverse gras- en maissilages in situ geëvalueerd en vinden jaarlijks meerdere updates plaats. Bovendien worden ook de algemene NutriOpt NIRS-ijklijnen voor grondstoffen frequent geüpdatet.

Verder is al een aantal jaren geleden in NutriOpt Dairy een correctie gemaakt voor zetmeelrijke producten, vanuit het inzicht dat een minder efficiënte zetmeelverteerbaarheid optreedt op darmniveau bij hogere bestendig zetmeelgehaltes.

Als laatste gaat de aanpassing van VEM-niveaus van grondstoffen voorbij aan het feit dat de benutting van de grondstof afhankelijk is van de plaats waar deze wordt gefermenteerd/verteerd. Dit is in NutriOpt Dairy meegenomen en heeft geleid tot de berekening van DyNE (Dynamisch Netto Energie) en NDIP (NutriOpt Darmverteerbaar Eiwit). Naast deze kengetallen zijn ook de penskoolhydraat en -eiwitfracties bij de lancering flink aangepast op basis van de nieuwe inzichten voor zowel ruwvoeders als krachtvoedergrondstoffen.

Kortom, met NutriOpt Dairy is onderhoud verzekerd en staat er een stevige basis om rantsoenen te optimaliseren die geld en melk opleveren.

Lees hier meer over NutriOpt